Ik heb geen eigen wagen. Mijn fiets is mijn vrijheid.
Ik doe bijna al mijn verplaatsingen binnen de stad met mijn goede fiets. In de winter rij ik soms mee met Piet.
Eigenlijk komt dat niet zoveel voor omdat hij niet houdt van autorijden.
Bij echt gevaarlijk fietsweer stap ik over op de bus en de tram, maar ik doe dit echt niet voor mijn plezier.
De verbindingen van het openbaar vervoer van één randgemeente naar de ander schieten te kort volgens mij.
Ik moet eerst naar het centrum van de stad om daarna naar een andere plaats buiten het centrum te kunnen. Dat is heel veel heen- en weergerij.
Regelmatig neem ik ook de trein naar mijn zus die in Brussel woont.
Omdat de taxi duur is, maak ik er maar matig gebruik van. Enkel als ik in de winter alleen naar een voorstelling ga, dan durf ik de taxi te nemen.
Ik voel me 's avonds laat niet altijd op mijn gemak als ik alleen thuiskom.
Je hebt het misschien niet gezien, maar deze straat is doodlopend en slecht verlicht.
Heel af en toe durf ik ook wel een kennis te bellen met een wagen.
En misschien in de toekomst, gebruik ik wel Cambio, dat ik net heb leren kennen.

Lea kan geen lange wandelingen meer aan en moet regelmatig rusten. Bedenk verschillende opties hoe we dit kunnen helpen op te lossen.